Wie zich wat verder in het verleden van het Zeelse schoolleven wil verdiepen, moet er maar onderstaande teksten eens op nalezen. Het gaat om de danktekst ter gelegenheid van 50 jaar Pius X (2001), de danktekst bij 200 jaar OLVI (2011) en de tekst ter gelegenheid van 50 jaar Pinksterfeesten.
DANK BIJ 50 JAAR PIUS X
Het begon ooit in 1951 met een “zesde moderne” voor jongens. Bij deze moderne kwamen na enige jaren een Latijnse en voor beide studierichtingen een hogere cyclus.
Tot begin van de jaren tachtig konden alleen jongens de volle zes jaar Algemeen Vormend Secundair Onderwijs in Zele volgen. Al die tijd bleef het aso-studieaanbod beperkt tot twee studierichtingen die mooi bij elkaar pasten: wetenschappelijke B en Latijn-wetenschappen.
Vanaf 1981 evolueerde het secundair onderwijs snel: de poorten mochten open voor meisjes, type I kwam in de plaats van type II, het Vrij Technische Instituut uit de Kloosterstraat fusioneerde met het Pius X-college, het “Pius X-college” werd omgedoopt tot “Pius X-instituut”, de korte kwalificaties van de technische school werden uitgebouwd tot doorstromingsrichtingen en lange kwalificaties.
In de jaren negentig werden type I en II omgevormd tot het éénheidstype. De Broeders Maristen verlieten Zele. De inrichtende machten van het Onze-Lieve-Vrouwinstituut en het Pius X-instituut fusioneerden. De twee Zeelse secundaire scholen gingen samenwonen. Ondertussen vormt Zele een stevige poot van de scholengemeenschap “Scholen aan de Durme” waarvan ook de secundaire scholen van Hamme en Lokeren deel uitmaken.
In de voorbije vijftig jaar hebben wij in het Pius X-instituut veel moois mogen beleven. Het gevoel dat vandaag overheerst, is er een van grote dankbaarheid om wat de Voorzienigheid ons tot op heden geschonken heeft. Inspanningen van mensen alleen, hoe groot, hoe edel en hoe goed bedoeld ook, zijn tevergeefs wanneer ze niet passen in de plannen van God.
Wij zeggen vandaag niet alleen dank aan de Goddelijke Voorzienigheid. We willen – zonder namen te noemen – onze dankbaarheid uitdrukken voor de inspanningen van heel veel mensen die samen meegebouwd hebben aan wat het Pius X-instituut vandaag geworden is.
Bovenaan onze danklijst plaatsen we de ouders die voluit gekozen hebben voor onze school en die ons hun kinderen hebben toevertrouwd. Dankzij hen is het Pius X-college in 1951 van start kunnen gaan en heeft het Pius X-instituut tot op vandaag (2001) elk jaar een nieuwe groep leerlingen mogen inschrijven en onderwijzen. Zonder hun vertrouwen had onze school geen enkele kans om zich te ontplooien.
Na de ouders zeggen we dank aan alle collega’s-leerkrachten die ooit les hebben gegeven of nog les geven in het Pius X-instituut. Zij hebben de last en de hitte van de dag gedragen. Door de jaren heen hebben zij zich steeds opnieuw aangepast aan de “vernieuwingen”, de wijzigingen in structuur en inhoud van ons onderwijs. Dat deze hervormingen nooit hebben geleid tot ontslagen of reaffectaties maakt ons vandaag bijzonder gelukkig. Degenen die nu met pensioen zijn, bewonderen we en danken we voor hun onvoorwaardelijk geloof in de kwaliteit en de toekomst van de school. Het was een groep leerkrachten die – wat er ook gebeurde – pal achter het Pius X-instituut stond.
In de groep van de leerkrachten nemen de Broeders Maristen een bijzondere plaats in. Zij hebben meer gedaan dan onderwijs verstrekken en zij hebben hun leken-collega’s voortdurend aangemaand hetzelfde te doen. Zij hebben altijd geloofd dat de leerling belangrijker is dan de leerstof. Zij hebben het woord “zorgbreedte” nooit uitgesproken en toch is hun zorg voor leerlingen altijd zeer breed geweest. Hun taak hield niet op met het laatste belsignaal van de schooldag. Het onderhoud en de verfraaiing van de school en ook de organisatie van de vrije tijd van de leerlingen beschouwden zij als een natuurlijk deel van hun opdracht. Zij hebben de Minnezangers, Koreo Piko en Allegro gesticht en begeleid tot zelfstandige verenigingen. Zij hebben veel zorg besteed aan de begeleiding van de oud-leerlingenbond. In samenwerking met deze bond hebben zij jarenlang ingestaan voor de zaterdagavondontspanning. Eerwaarde Broeders wij vinden nog veel sporen van uw werk terug in onze school en wij blijven u eeuwig dankbaar voor uw meer dan veertig jaar bijzonder actieve aanwezigheid in Zele.
De vele goede contacten met Cham en het schooltijdschrift “Oud en Nieuw“ zijn een geschenk van de oud-leerlingenbond aan de school. Van een ledenblad voor de oud-leerlingen is “Oud en Nieuw” uitgegroeid tot een tijdschrift dat verspreid wordt onder alle leerlingen, ouders en oud-leerlingen. Het is één van de vele initiatieven die de oud-leerlingenbond ooit genomen heeft om de school te ondersteunen.
Een warm woord van dank aan onze (oud-)leerlingen voor de vele mooie momenten die zij ons geschonken hebben. Het doet deugd jaar na jaar te ondervinden dat onze leerlingen het even goed doen als de leerlingen van andere Vlaamse scholen en dat zij er geregeld in slagen de beste te zijn. Ook in dit nummer van “Oud en Nieuw” staan weer enkele uitstekende prestaties van leerlingen en oud-leerlingen opgetekend.
Naast het bestuur van de oud-leerlingenbond kan onze school al vele jaren lang rekenen op de steun van een oudercomité waarin geregeld de grote en kleine problemen van de leerlingen besproken worden en waarin dikwijls oplossingen worden geformuleerd. De opeenvolgende voorzitters en leden danken wij voor hun bijdrage aan het welzijn en het welbevinden van de leerlingen en voor de talrijke initiatieven die zij genomen hebben om de materiële noden van de school te helpen lenigen.
Tenslotte een zeer groot woord van dank aan ons schoolbestuur. Achter deze school staat een groep mensen die een heel stuk van haar vrije tijd veil heeft om te zorgen dat deze school juridisch en materieel kan werken. Zijn taak gaat veel verder dan het plaatsen van handtekeningen onder documenten. Het doet zijn best om aan alle problemen van welke aard ook een bevredigende oplossing te geven. Tot ver buiten Zele bewondert men wat ons schoolbestuur reeds gerealiseerd heeft: nieuwbouw, renovatie en onderhoud van gebouwen, veiligheids-, personeels- en financieel beleid, zijn taakverdeling en organisatie. Wij danken alle leden vandaag voor hun nabijheid, voor hun wijs en evenwichtig bestuur en hopen dat zij nog vele jaren hun onmisbare taak willen vervullen.
Laat ons na deze dankwoorden het vaste voornemen maken om samen door te gaan op de goede weg. We moeten niet in de eerste plaats bekommerd zijn om de verdere groei van de school, maar wel om de kwaliteit van het aangeboden onderwijs. We moeten ervoor zorgen dat we bij de tijd blijven en dat we die studierichtingen kunnen aanbieden waarin een meerderheid van de Zeelse kinderen haar gading vindt. Zele heeft een secundaire school nodig met veel gezichten en een groot aanpassingsvermogen aan nieuwe situaties.
200 jaar OLVI
1811: de stichting van het Onze-Lieve-Vrouwinstituut
2011: de viering!
De vroege geschiedenis.
Wie door de Kouterstraat rijdt, moet zijn snelheid inhouden aan een snelheidsremmer avant la lettre. Een kapel staat immers meer dan 350 jaar op de oude rooilijn. Is ze van buiten uit niet zo opvallend, de binnenkant is een echt juweeltje. Al is deze kapel nu niet meteen de oorzaak van het Onze-Lieve- Vrouw-instituut, helemaal los staat ze er niet van. Ze werd opgetrokken ter vervanging van het bouwvallige Onze-Lieve-Vrouwhuyseke van 1556. In het opschrift aan de buitenkant wordt aan de Moeder van Smarten gevraagd om een hulp te zijn voor hen die branden van de koorts (pest?). Uit het monogram halen we het jaartal 1645.
In 1665 wordt achter de kapel een ‘capelle-huys’ gebouwd waar jonge dochters samenwonen die onder andere voor de verzorging van de kapel zullen instaan. Van onderwijs is er dus helemaal nog geen sprake. Tijdens het Ancien Regime is de grote massa uiteraard nog ongeletterd, het zijn vader en moeder die de gebeden leren, een summiere inhoud van het geloof meegeven en dit wordt aangevuld door de zondagse preek van de priester. Een beetje georganiseerd onderwijs vinden wij bij de pastoor en de kapelaans, de koster en de onderwijzer die als bijberoep wat onderricht geeft. Veel verder dan de catechismus komt men niet.
De jongens uit rijke middens uit het Land van Dendermonde kunnen de kapittelschool of de kloosterschool van de augustijnen te Dendermonde bezoeken, de meisjes halen hun wijsheid in de abdij van het Zwijvecke te Dendermonde of de abdij van de Roosenberg in Waasmunster. Onderwijs blijft steeds voorbehouden aan een kleine elite die alle onderricht krijgt in het Latijn of de ‘Francoys’.
Met de Franse Revolutie van 1789 verdwijnen de abdij- en kapittelscholen samen met de colleges van de toenmalige onderwijscongregaties zoals de jezuïeten en de ursulinen.
Onderwijs verstrekken is iets dat de staat moet behartigen doch dit lukt niet in de jonge republiek en de veroverde gewesten. Grote onwetendheid blijft dus het negatieve voorrecht van het volk.
Aangegrepen door deze onwetendheid vooral dan op godsdienstig vlak, besluiten pastoors, jonge dochters, welgestelden om hier iets aan te doen. Zij zullen in de 19de eeuw ontelbare kloostercongregaties doen ontstaan die onder andere zullen instaan voor volksopvoeding en onderwijs.
Julie Billiart was één van hen.
Julie Billart werd geboren in 1751 in Cuvilly, een klein dorpje in het huidige Franse departement van de Oise (Picardië). Haar vader was een landbouwer en bezorgde aan zijn kinderen onbezorgde jeugdjaren. Vader krijgt echter schulden en een van de schuldenaars grijpt meteen naar de grove middelen om zijn geld terug te krijgen, hij pleegt namelijk een aanslag op de onfortuinlijke man.
Julie is hier zo door aangegrepen dat zij verlamd raakt door de aandoening. Zij moet het bed houden, heeft dus veel tijd om te denken en te mediteren en vooral om te bidden. Op een dag ziet zij in een visioen een calvarie omringd door vrouwen in een voor haar onbekend kloosterkleed. Het startsein is gegeven. Julie overweegt enkele vrouwen te verzamelen om een nieuwe stichting te beginnen echter met grote omzichtigheid, ze moet zich schuil houden tijdens de Revolutie.
In 1794 ontmoet ze de adellijke dame Françoise Blin de Bourdon. Deze is ternauwernood aan de executie ontsnapt omdat Robespierre een dag voor haar geplande onthoofding was gevallen. De beide vrouwen praten over hun plannen en in 1803 verzamelen zich enkele sympathisanten in de Picardische hoofdstad Amiens.
Op het feest van Lichtmis in 1804 spreken ze hun definitieve geloften uit plus nog een speciale gelofte om zich toe te wijden aan de jeugd. Ze noemden zich zusters van Onze-Lieve-Vrouw.
De regel die pater Varin voor de zusters had geschreven was voor die tijd modern. De kloosters mochten geen vaste entiteiten op zichzelf zijn maar moesten met elkaar in verbinding staan, het strenge slot bestond niet, de zusters moesten in het apostolaat ingeschakeld kunnen worden en er was geen onderscheid tussen koorzusters en lekenzusters. Dit leek allemaal niet naar de zin van de bisschop van Amiens. Hij wou niet dat de zusters buiten zijn bisdom kloosters zouden oprichten. De zusters schudden dan maar het stof van hun voeten in Amiens en vertrokken richting Namur waar ze door de bisschop werden opgevangen en de toevoeging ‘van Namen’ aan hun naam kregen.
En van hieruit begonnen de stichtingen: Namen – Jumet – Saint-Hubert – Gent en Zele.
Een belangrijke man was hier pastoor Petrus Sinave. Deze moedige West-Vlaming was pastoor van Zele in de Beloken Tijd. Hij weigerde de eed van haat aan het koningdom af te leggen en diende daarom onder te duiken. De Franse tijd had weinig goeds gedaan op het vlak van geloof en zeden in onze gemeente. Weer vrij constateert Sinave een grote achteruitgang in de godsdienstige beleving en kennis. Hier moest iets aan gedaan worden.
Als eigenaar van het ‘Capelle-huys’ had hij twee grote plannen. De kapel en de bedevaartplaats opnieuw openstellen en een school voor de dorpskinderen openen. In 1803 had hij zelf al gepoogd een school op te richten, doch dit mislukte. Dan maar aankloppen bij het bisdom dat hem in contact bracht met mère Julie en haar zusters.Zij brengt op 11 november 1811 de eerste vier zusters persoonlijk naar Zele waarvan één zelfs ‘bien au courant de la langue Flamande’. Pastoor Sinave schenkt de kapel, het bijhorend huis en grond aan de zusters. De school is meteen een groot succes, 60 kinderen ontvangen er onderricht.
De school groeit voortdurend: er komt een bewaarschool, een kost -en armenschool, een kantschool, werkschool en een pensionaat.
De scholen
Tot voor kort was de speelplaats van het Onze-Lieve-Vrouwinstituut verdeeld in twee delen. Het muurtje was oorspronkelijk het onderscheid tussen de kost- en armenschool. Misschien kijken we daar vandaag wat van op maar toen was het een positieve sociale maatregel. Met de opbrengst van de kostschool werd gratis onderricht gegeven in de armenschool. Een nuttige symbiose voor die tijd.
In 1848 wordt de kantschool opgericht. De Zeelse naaldkant werd beroemd en was voor de verpauperde Zeelse bevolking een bijkomend steuntje. Vele vrouwen deden na hun uren aan ‘blommewerken’ om een stuiver bij te verdienen. Tot 1965 stond naaldkant op het programma van de school.
Om de groei van de school even te illustreren: in 1858 waren er 18 zusters, 48 internen, 58 externen, 200 leerlingen in de armenschool en 194 in de kantschool. Rond de eeuwwisseling gewaagt men van 700 scholieren, dus er moet constant gebouwd en verbouwd worden.
De gemeenteschool kende een bloeiende beroepsschool tot in 1933 een nachtelijke brand de hele school in de as legt. Het is de toenmalige directrice, mevrouw Martha Vermeulen die deze bloeiende school onderbrengt in het Onze-Lieve-Vrouwinstituut. In 1947 neemt zuster Lucie Brusselaers de leiding van de school over. Er komt een handelsafdeling en een volledige technische afdeling voor snit en naad. Pas in 1968 kunnen meisjes er de humaniorastudies volgen en in 1981 doen de eerste leden van het andere geslacht hun intrede.
De laatste zusters hebben spijtig genoeg de gemeente verlaten. Verlieten ze eerst in 1992 hun oude stek in het kapelhof, in 2004 verlieten ze het huis in de straat waar ze hun intrek hadden genomen.
De gebouwen van de Kouter worden ingenomen door de vrije kleuter- en basisschool, de school voor individueel onderricht ‘de Zonnewijzer’ en het revalidatiecentrum. Van de oude gebouwen met de karakteristieke trapgeveltjes blijft enkel het deurtje met de neogotische spitsboog over.
Rond de stichtingsdatum van 11 november waren allerlei activiteiten en vieringen gepland in 2011. 200 jaar kon niet zomaar ongemerkt voorbij gaan.
Gouden Pinksterfeesten
De Pinksterfeesten ontstonden in 1962 op vraag van de toenmalige directeur, broeder Paul, aan de voorzitter van het oudercomité, Piet Christiaens. Samen liggen zij aan de basis van de feesten.
Omdat het Pius X-college op dat moment slechts 112 leerlingen telde, waren de subsidies minimaal en moest er voor enkele verbouwingen en voor de aankoop van materiaal gezocht worden naar de nodige “fondsen”. Het weekend van Pinksteren vond men in 1962 geschikt omdat de mensen dan nog niet op reis waren, omdat er veel kans op mooi weer was en omdat de examens nog op een veilige afstand lagen.
Er werd geredeneerd dat het Pius X-college er eigenlijk gekomen is op aandringen van de Zeelse bevolking en dat die dan ook maar moest helpen als er noden waren. Bij de voorbereiding werden de leden van het oudercomité en afgevaardigden van verschillende verenigingen uitgenodigd. Ideeën werden aangebracht en er was echt bereidheid om mee te werken.
De eerste Pinksterfeesten waren zeer eenvoudig van opzet: op een zeer beperkte ruimte konden de aanwezigen wat zitten, wat drinken, wat eten en wat praten… Het aantal bezoekers was buiten verwachting en de opbrengst navenant.
Omdat de school plannen had voor uitbreiding was het noodzakelijk om te zorgen voor een herhaling van dit geslaagde initiatief. Stilaan legde iedereen zich neer bij die gedachte en zo waren de jaarlijkse Pinksterfeesten geboren.
In 1967 werd op aandringen van broeder Amandus besloten om een apart pinksterfeestencomité op te richten onder het voorzitterschap van Piet Christiaens, die toen afscheid had genomen als voorzitter van het oudercomité omdat zijn kinderen aan het Pius X-college afgestudeerd waren. Zijn taak zou na 1979 achtereenvolgens overgenomen worden door de directeurs E.H. Hugo Verbeke, Eugène De Strycker en Freeken Bauwens. Binnen het comité en tijdens de feesten nam ook broeder Marcel jarenlang een ruim aandeel van de verantwoordelijkheden op zich.
Het aantal medewerkers steeg, mensen die urenlang, soms drie dagen zich ten dienste stelden van de school, van de gemeenschap. Naast de leerkrachten, leerlingen en ouders werd ook een beroep gedaan op de oud-leerlingenbond “Oud en Nieuw” (vnl. voor de Pius X-zaal), Koreo Piko (vnl. voor de crèmerie) en de Minnezangers (vnl. voor de Weinstube).
De Pinksterfeesten hadden veel succes en groeiden: ieder jaar iets meer, ieder jaar wat nieuws. Het programma van de Pinksterfeesten bood vlug veel meer dan spijs en drank en evolueerde doorheen de tijd.
Er wordt voortaan gezorgd voor gevarieerde optredens, een stevig sportprogramma, stemmige randanimatie en er is ook telkens een cultureel luik. Kermisattracties, strandfietsen, kraampjes, springkastelen, klimtorens, de schiettent, de frituur, de barbecue en gezellige terrasjes droegen bij tot een feestelijke sfeer.
Tot de hoogtepunten van de Pinksterfeesten behoren ongetwijfeld:
-> het nachtballet met elitegroepen uit de turnkringen, rolschaatsclub Hermes, vendelzwaaiers van de KLJ en Koreo Piko;
-> de spannende kaart- en holbakwedstrijden; de gezellige seniorennamiddagen; de landing van valschermspringers en de luchtdopen met een helikopter;
-> de talrijke gesmaakte concerten van de Zeelse muziekverenigingen en van bekende en minder bekende Vlamingen (eerst in een tent op het voetbalterrein, later in de feestzaal);
-> de demonstraties karate, judo, paardrijden, stuntcycling, hondendressuur, ballet; de onvergetelijke dansavonden op meeslepende muziek in de Weinstube en de cafetaria met o.a. Bob Copejans, Frans Bonne, Gerard De Vriendt en Marc Maes;
-> de drukke gekostumeerde jeugdmarkten en kindernamiddagen met poppenkast, clowns, goochelaars en andere animatoren; de spannende sportfinales met massa’s supporters;
-> de succesvolle optredens van leerlingen en leerkrachten in het kader van “Intiem in team”, een vrij podium of een aperitiefconcert;
-> de sportieve Pius X-Pinksterrit; het populaire petanquetornooi.
Ook in de contacten met onze zusterstad Cham spelen de Pinksterfeesten een grote rol. Op de Pinksterfeesten in 1974, een jaar nadat het Europees congres van de oud-leerlingen van de broeders Maristen in Zele plaatsvond, was een uitgebreide delegatie uit Cham aanwezig en was er een eerste optreden van Kölping Musik. Het bezoek vanuit Cham herhaalde zich sindsdien jaarlijks. Kölping Musik luisterde ook de feesten van 1976, 1979 en 1983 op. Hier ligt mede de basis voor de latere (2010) jumelage tussen de gemeente Zele en de Beierse stad Cham.
Wie de activiteiten van de Pinksterfeesten doorheen de tijd vergelijkt, merkt een grote verscheidenheid, maar de doelstelling bleef onveranderd. Van bij het ontstaan wordt de opbrengst van de Pinksterfeesten integraal aangewend ten bate van de leerlingen. Mede dankzij de Pinksterfeesten kan de jeugd uit Zele en onmiddellijke omgeving genieten van kwaliteitsvol onderwijs in moderne, degelijk uitgeruste lokalen. De feesten waren en zijn noodzakelijk voor de uitbouw en het actueel houden van de schoolinfrastructuur. Het is een uitdaging om in een veranderende context succesvolle feesten te blijven organiseren en we zijn dankbaar dat we daarbij mogen rekenen op de medewerking, steun en sympathie van Zele.